een paar dagen de wildernis in

16 september 2012 - Aquidauana, Brazilië

Twee jaar geleden, toen onze twee zoons voor een vakantie bij ons in Brazilië waren, zijn we samen met hen een aantal dagen door de Pantanal gereden. We waren destijds behoorlijk onder de indruk van het prachtige gebied en nu we op de terugweg zijn en de keuze hebben, gaan we er graag nog een keer kijken. De Pantanal is, met een oppervlakte van 230.000 vierkante kilometer het grootste moerasgebied ter wereld. Gedurende de regentijd overstroomt het gebied grotendeels maar nu in de winter (droge tijd), herbergt de Pantanal de grootste concentratie waarneembare diersoorten van Brazilië. Maar een heel klein deel van het gebied is nationaal park, de rest is privébezit en bestaat uit fazenda’s (boerderijen) met in totaal 20 miljoen(!) koeien. Een boerderij met een stuk grond van 40 bij 40 km is heel normaal hier.

In Coxim, een dorp aan de rand van de Pantanal, slaan we voor een aantal dagen boodschappen in. We vullen de water- en dieseltanks en rijden richting het zuiden. Het is een moeilijk gebied om met de auto te doorkruisen. Normale wegen zijn er nauwelijks. Maar er zijn wel, tot diep in de Pantanal, de ontelbare ‘paden’ van, naar en over de verschillende fazenda’s en wanneer je de namen van deze boerderijen kent kom je al een heel eind. De eerste dagen proberen we verschillende van de paden, rijden van de ene boerderij naar de andere en vragen daar steeds of we verder kunnen of niet. De omgeving is prachtig en we zien de eerste reuzenmiereneters, herten en gordeldieren en we komen de eerste gaucho tegen. Hij begeleidt, de voor de vrachtwagen bang geworden muilezels, rustig en behendig over het pad. Het wild kamperen is geen probleem, we mogen overal blijven staan mits we de hekken van de boerderijen maar weer sluiten. Nadat we een paar keer te horen krijgen dat we niet verder kunnen zoeken we de weg op richting het dorp Aquidauana. 35 km vóór het dorp slaan we weer een pad in richting een van de boerderijen. Peter weet het zeker, via dit pad kunnen we aansluiting vinden op de route richting de rivier de Rio Negro. En het lukt! Na nog eens 25 km rijden komen we uit op de voor ons bekende route naar Barra Mansa, de brug over de Rio Negro. Het is de mooie route die we twee jaar geleden met Bob en Gijs ook hebben gereden.

Het pad wordt steeds slechter en we rijden nu afwisselend over hard zand, vlak langs en onder dikke takken, door mul zand, modder en water en ik (Els) open en sluit nu in mijn eentje de tientallen hekken. Pff..het is maar 40 graden. We staan een paar dagen bij een poeltje vol piranha’s en krokodillen en met alleen een stukje visdraad, een haakje en wat rauwe kip laten de piranha’s zich gemakkelijk vangen. Nog voor de zon opkomt, worden we al wakker van het geluid van de brulapen en het gekrijs van de vliegende kippen. De vele vogels, ook twee toekansoorten, drinken vlak voor ons water uit het poeltje en halverwege en in de hitte van de dag komen ook herten, groepjes coati (soort wasbeer), capybara’s en wilde zwijnen verkoeling zoeken bij het water. We horen al een tijdje een soort van piepgeluidjes en na een poosje zoeken vinden we, half verscholen onder de brug, een twintigtal babykrokodillen. Nu zijn ze nog schattig om te zien.

De laatste 30 km van de poel naar de rivier is het lastig rijden. We zigzaggen over de terreinen van de boerderijen met al die hekken om open en dicht te doen en langs kuddes koeien die af en toe van geen wijken weten (en gelijk hebben ze). Dan kunnen we eindelijk de brug over en de rivier oversteken en we rijden net weer over het terrein van een boerderij wanneer we plotseling in het hoge gras iets zwart zien bewegen. We denken aan een miereneter maar het is een ernstig gewond en door de groep in de steek gelaten jonge brulaap. Een van de poten lijkt helemaal afgekloven en het beest ligt als prooi voor de aasgieren in het gras. Natuurlijk vinden we het heel zielig en we vragen ons af hoe we het dier kunnen helpen. Vangen en meenemen is geen optie, we weten echt niet waar we het dier naar toe kunnen brengen. We besluiten in de buurt van het dier te blijven, misschien komen er nog mensen langs. Het is een mooie plek met uitzicht op een bijna droog gevallen waterpoel. We zien hoe de reuzenooievaar en roze lepelaar de laatste vissen verschalken die gevangen zijn in de slinkende waterpoelen en om de beurt kijken we of de aap er nog ligt.

En ja..gelukkig, aan het eind van de middag komt er een soort safari-jeep aanrijden. Hij stopt vlak voor ons maar voordat we iets kunnen zeggen begint de man op een botte manier een verhaal in het Engels. We staan op ‘zijn’ terrein, of wij niet in de gaten hebben dat hij hier een ‘business’ runt. En nee, we mogen niet blijven staan en dan ( hij heeft zeker de kentekenplaat herkend) gaat hij, tot onze stomme verbazing, over in het Nederlands! En hij is heel duidelijk…we moeten weg, van zijn terrein af en wel direct…We zijn er helemaal stil van, voor het eerst in tweeënhalf jaar worden we weggestuurd….en dan nog wel door een landgenoot! Voordat we wegrijden vertellen we de man dat er op “zijn’ terrein een gewonde brulaap ligt dood te gaan en of hij iets kan doen voor het beest maar zonder antwoord te geven rijdt hij weg. Wat een kl……

Dan maar terug naar de rivier. We staan er net goed en wel wanneer er tegen zonsondergang een bootje langs vaart. Er wordt naar ons gezwaaid en een jonge vrouw roept…hey jullie daar...kom morgen bij ons langs wanneer je zin hebt…Het blijkt het bootje van de boerderij annex lodge aan de overkant van de rivier. Maar de volgende morgen krijgen we eerst zelf bezoek, van twee Japanse toeristen en de Japanse gids. Ze komen van de lodge en we zien hen al een tijdje vanaf de brug naar ons te kijken. We schudden elkaar de hand en maken korte buiginkjes. (nou ja, we doen hen gewoon na). De eerste vijf minuten, van ons naar de vrachtwagen kijkend en wijzend, praten de dames met elkaar in rap Japans.  Elke zin eindigt met ooghh… Ze spreken ook een beetje Engels. We vertellen wat we aan het doen zijn, de dames  kunnen het nauwelijks geloven....reizen we al ruim twee jaar in Zuid-Amerika? Zij ‘doen’ Brazilië in iets meer dan een week. Na het maken van de nodige foto’s en onze belofte om hen op te zoeken wanneer we in Japan zijn nemen we al buigend afscheid.

We zijn een beetje nieuwsgierig naar wie ons de dag ervoor heeft toegeroepen en wandelen naar de lodge. We maken kennis met Polinia, ze leidt de fazenda/lodge samen met haar echtgenoot. Een paar jaar geleden zijn de 1200 koeien ingeruild voor toeristen en paarden. En kleinschalig; er zijn zes kamers voor maximaal twaalf toeristen. Het grootste deel van het jaar is de lodge alleen bereikbaar per vliegtuig. Ze hebben hun eigen landingsbaantje. Vandaag zijn er maar zes gasten waaronder de Japanse dames en Polinia nodigt ons uit om in de avond te komen eten. En zo zitten we een paar uur later aan tafel tussen een paar gezellige Duitse toeristen en eten ceviche van Piranha. Later op de avond praten we met Polinia over het (harde) leven op de fazenda, de kosten van het onderhoud en van het personeel. Een dik belegde boterham verdienen ze er niet mee, zo lijkt het. Wij vertellen haar over onze ontmoeting met de onvriendelijke Hollander. Dat verbaast haar niets, de man is er drie jaar geleden, samen met zijn Engelse echtgenote komen wonen en ze zijn met de lodge gestart.  Feitelijk zijn ze buren maar de mensen gedragen zich als ware concurrenten, contact is er nauwelijks en dat is heel ongebruikelijk in een gebied als de Pantanal.

Op advies van Polinia gaan we de rivier weer over en rijden 30 km noordelijk door het mulle zand van de corridor. We stuiten op een paar honderd koeien. Geschrokken blijven ze op het pad staan en wij ook. De drie begeleidende gaucho’s vertellen dat ze al dertig dagen onderweg zijn om deze kudde van 1050 koeien van de ene naar de andere fazenda te brengen en vragen of wij willen wachten (met de motor uit). Dat doen we natuurlijk en kijken een half uur lang naar de bange kudde en de gaucho’s. Wauw….wat een leven hebben die mannen. Op het terrein van fazenda Centenario liggen een paar zoutmeren, we mogen er rondkijken en kamperen. Twee van de medewerkers delen met ons de matébeker (thee) en vertellen over het leven op de fazenda. Er zijn een paar duizend koeien (ze weten niet precies hoeveel), een aantal paarden en een kudde schapen. De medewerkers wonen met vrouw en kinderen op het terrein. De eigenaar woont in Campo Grande. Het is een rustig leven zo vertellen ze..huh, rustig, met zoveel koeien? Aan de koeien doen ze niets, die zwerven over het terrein. Als er een dood gaat dan is dat voer voor de aaseters. Het werk zit hem in het onderhoud, de hekken bijvoorbeeld. Maar dat valt reuze mee, ze houden van het leven in de natuur.

Na negen fantastische dagen rijden we terug; nog even snel Polinia gedag zeggen, de Rio Negro weer oversteken en toch nog één nachtje kamperen bij het piranhapoeltje. Op dag tien zijn we terug in de bewoonde wereld. In Aquidauana doen we boodschappen, vullen we de watertank en vinden we een klein restaurantje waar we heerlijk eten. De eigenaresse trommelt de hele familie op en we gaan op de foto….voor de website van het restaurant…we zijn weer in de bewoonde wereld.

Foto’s

3 Reacties

  1. Ingrid:
    17 september 2012
    Ik ben echt onder de indruk. Wat een lef, wat stoer zijn jullie! Wat een verhaal. En dan die Hollander. Niet verbaasd hoor.
    Groet,
    Ingrid
  2. 2globetrotters.nl:
    18 september 2012
    Hi Els en Peter
    leuk en herkenbaar verhaal jullie hebben vast meneer De Groot ontmoet uiteindelijk hebben wij zelfs bij zijn lodge geslapen maar het hij was in het begin wat moeilijk benaderbaar.
    Goeie reis verder en groetjes
    Wij zitten nu in Uganda in Fort Portal en ook bij hollanders je blijft ze overal vinden.
    Gr. Ronald & Rini
    http://www.2globetrotters.nl
  3. Joke Bakker:
    18 september 2012
    En mooie foto's weer!