Olie, diamanten en verdwenen koffiekopjes

18 augustus 2014 - Namibe, Angola

We zijn benieuwd naar het Angola dat wij alleen kennen van de televisiebeelden uit onze jeugd. Beelden van een geteisterd land vanwege een ruim dertig jaar aanhoudende en zinloze burger oorlog. Maar het is gelukkig al twaalf jaar rustig. Langs de weg liggen nog veel roestige tanks en ander achtergelaten oorlogstuig en hier en daar staat een paaltje van “The Halo Trust” ten teken dat de mijnen daar zijn opgeruimd. Er is geen democratie, de MPLA is de enige politieke partij. Het land barst van de olie en diamanten en bulkt van het geld. Op de brandstof na is alles duur in Angola. Een liter diesel kost 28 eurocent maar bijvoorbeeld één ei kost 40 eurocent. De president sluist een groot deel van het oliegeld naar zichzelf en z'n familie. Zijn dochter bezit beide telecombedrijven van het land en is één van de rijkste vrouwen van de wereld.

We rijden vanaf de grens in het noorden via de kust richting de hoofdstad Luanda. De asfaltweg is prima en bij de meeste politieposten worden we niet aangehouden maar vriendelijk doorgewuifd. In het dorp N’zeto kiezen we voor een route over de piste via Ambriz naar het vissersdorp Barra da Dande. We rijden in een heuvelachtige omgeving met zover het oog reikt apenbroodbomen en zien de dorpjes met uit lemen blokken opgetrokken huisjes met golfplaten daken maar ook de nog rietgedekte traditionele hutten en modernere stenen huisjes. De mensen die we spreken zijn ontzettend vriendelijk, verbaasd en nieuwsgierig.

Er wonen al 250.000 chinezen in Angola, ze werken vooral aan het asfalteren van de wegen. Maar aan Luanda zijn ze nog niet toegekomen. Zo lijkt het want zodra we de stad binnenrijden gaat het asfalt over in zanderige paden vol diepe kuilen en geen bordje te bekennen. Hotsend en botsend  proberen we tussen het links en rechts inhalende verkeer bij het centrum te komen. Kilometers lang zien we niets anders dan sloppenwijken gebouwd op een afvalberg. De straten worden smaller en het verkeer drukker en dan, we zien het niet maar voelen we dat we iets ‘raken’. Met één van de banden hebben we een geparkeerd staande auto geraakt, de bumper ligt er bijna af. De eigenaar van de auto reageert in eerste instantie woedend maar zodra hij hoort dat we buitenlanders zijn draait hij om als een blad aan de boom. We rijden met hem mee naar een garage. De schade wordt opgemaakt en na het afrekenen brengt de man ons netjes terug naar de vrachtwagen. Eindelijk bereiken we de jachthaven en maken we kennis met de eigenaar. Hij vindt het  prima dat we op zijn parkeerterrein kamperen. En wat een plek! Direct aan de waterkant met uitzicht op de baai en de torenflats en voor onze neus de in het water dobberende miljoenen. De vijf kilometer lange boulevard staat vol met hypermoderne hotels, restaurants en prachtige villawijken. De duurste stad van de wereld zeggen de Angolezen zelf.

In de tuin zien we een piepklein tentje staan en een fiets, even later maken we kennis met Yves, Fransman en wereldfietser. Hij ‘doet’ een rondje Afrika en is op weg naar Congo. Hij is in Luanda om het visum te verlengen maar na twee weken heeft hij het paspoort nog niet terug. Over een aantal dagen verloopt zijn visum voor Congo en het is nog een eind fietsen naar de grens. Hij baalt enorm van de bureaucratie en weet niet meer wat te doen. Dan ontmoeten we Socrates, 58 jaar en Angolees. Hij heeft jaren in Portugal en Zwitserland gewoond en gewerkt maar is vier jaar geleden met zijn gezin terug in zijn geboorteland. In de vier dagen dat we bij de jachthaven staan praten we heel wat af. Socrates vertelt over de actieve geheime dienst en over de frictie die er is tussen Angolezen die gedurende de oorlog in het land zijn gebleven en hen die na jaren buitenland terugkeren omdat er nu, ten tijde van de wederopbouw en met de ‘juiste connecties’ veel geld valt te verdienen. Hij vertelt over de onmetelijke rijkdom van sommige Angolezen, over de Chinezen en Vietnamezen die eigenlijk al het werk doen, en over de Portugezen die zich ten tijde van de kolonisatie vrij snel hebben ‘gemengd’ met de lokale bevolking. In Angola is de kleur van je huid totaal geen issue.

Socrates neemt ons mee uit eten en wat een verwennerij. Daar zitten we dan in Afrika, in een van de duurste steden van de wereld, aan de zalige franse kaasjes, wijn, biefstuk, lamskoteletjes en nog veel meer. We hebben Socrates verteld over het probleem van Yves en hij twijfelt geen moment. Samen met Yves vertrekt hij naar het bureau van de immigratiedienst.  Een uur later zijn ze terug mét paspoort én visum en een eeuwig dankbare fietser die een dag later richting Congo vertrekt. Ook wij gaan weer verder en nemen afscheid van de hulpvaardige en gastvrije Socrates, Carmen en de kinderen.

We kamperen een paar nachten aan de kust op de rand van een klif. In de verte zien we een paar auto’s met daktenten en omdat we hebben gehoord dat Angolezen gek zijn van vissen gaan we eens kijken. We verwachten een hele groep te zien maar het zijn maar drie mannen; pa en twee zonen uit Luanda. Ze hebben twee auto’s nodig voor het hele assortiment hengels, kampeerspullen en koelboxen. Eén van de auto’s is beplakt met EU stickers en de jongste zoon vertelt dat hij werkt voor de mijnen-opruimdienst. Het is een project van de EU en de UN, het buitenland betaalt…..waarom het buitenland betaalt in dit superrijke land is ons een raadsel. We hebben het over het verschil tussen arm en rijk en vragen wat de regering doet voor de minder bedeelden. Huh..de regering?...zo reageren de mannen….daar is het rode kruis toch voor en de buitenlandse NGO’s?

We besluiten nadat we de steden Lobito en Benguela hebben gezien voor een aantal dagen richting het binnenland te rijden. Via Balombo rijden we naar de stad Kuito om vervolgens af te buigen naar Menongue. De bergachtige omgeving is prachtig maar de meeste steden en iets grotere dorpen zijn minder fraai. Enorm veel afval in de straten maar ook op en rond de erfjes zien we de rommel, veel plastic en glas. In ieder dorp staat de Angolese vlag en is er een gezondheidscentrum en een school. Herkenbaar aan de roze verf.

In de provincie Bié en net voorbij het dorp Kuvango gaat het asfalt weer over in piste en we stoppen om wat lucht uit de banden te laten. We staan vlak bij een dorpje en binnen vijf minuten staat de hele stam rond de vrachtwagen. We doen de achterklep open en vragen wie er binnen wil kijken….nou.. gewoon het hele dorp en zodra de kleine schoffies in de gaten krijgen dat ze ook mogen kijken ontstaat er op het trapje een heus gevecht om als eerste binnen te komen. Ze vinden het prachtig maar achter het stuur zitten vinden de meeste kinderen té eng. Twee jongetjes durven het aan en zijn gelijk de binken van de dag. Van een van de bewoners krijgen we een rondleiding door het dorpje. We komen er niet achter wat voor stam het precies is, de mensen zijn lang en dun en leven van de landbouw en veeteelt. De man vertelt dat de piste zal worden geasfalteerd. In het dorp vinden ze dat maar niets, dan zal het gedaan zijn met de rust…..maar…niks aan te doen….de Chinezen zijn niet te stoppen!

De stad Lubango ligt op 1100meter hoogte en via de Leba-pas dalen we af weer richting de kust. Opeens zien we een dansgroep en we stoppen even, direct komt er een man op ons af…of we een interview willen geven voor radio Namib. We geven een kort interview en ondertussen vertelt de man dat de groep dansers jongens en meisjes uit de omliggende dorpen zijn. Ze ontvangen vandaag de regionale commandant van politie. Na het interview mogen we van de groep foto’s maken en omdat het al laat in de middag is zoeken we gelijk een kampeerplek. We staan een beetje tussen de bosjes en vlak bij een dorpje. We horen kinderen wel praten en lachen maar de hutten zien we niet en wij zijn schijnbaar nog niet opgevallen. We zitten in het donker voor de auto wanneer we iemand horen aankomen. We zien één van de stamleden, een jongen nog, recht op de auto aflopen. Hij heeft niets in de gaten daarom beginnen we te praten. De jongen schrikt zich een ongeluk, alsof hij geesten heeft gezien. Hij draait zich om en rent als een haas en gillend en schreeuwend naar zijn dorp. We gaan naar binnen en halen voor de zekerheid de trap op. Vijf minuten later is de jongen terug..met acht andere mannen uit het dorp. Éen van hen spreekt een beetje Portugees, we vertellen wie we zijn, wat we doen en laten hen de vrachtwagen zien. Al snel is alles goed. De jongen schaamt zich nu. We slapen heerlijk maar staan vroeg op. Het is half zeven en zitten net aan de koffie wanneer er twee jonge knullen langs komen, het zijn de veehoeders. We kunnen elkaar niet verstaan en ze blijven maar staren. Het is nog koud buiten dus geven we hen ieder een kop koffie. We proberen met gebaren duidelijk te maken dat we de kopjes graag terug krijgen maar óf ze begrijpen het echt niet óf ze zijn heel blij met het ‘cadeau’. Ze lopen snel mét kopjes het bos in….hopelijk lopen ze niet op een mijn met ons porselein...:)  

Foto’s

2 Reacties

  1. Danielle Ligtelijn:
    30 augustus 2014
    Haha... hopelijk hebben jullie genoeg kopjes bij je ;)
    Wanneer zijn jullie in Zuid-Afrika?
    groetjes en goeie reis,
    Danielle
  2. Henk en marianne:
    1 september 2014
    Leuk reisverslag en een mooie foto reportage.
    Wat een verschil tussen arm en rijk.
    Wat zullen ze blij zijn met die kopjes.
    groeten vanuit een zonnig Almere