Oases's en kopermijn

25 maart 2011 - Calama, Chili

San Pedro de Atacama is een oase in de woestijn, met 1750 inwoners met in het hoogseizoen het dubbele aantal aan toeristen van over de hele wereld. We blijven er een aantal dagen, vooral om ons lichaam te laten wennen aan de hoogte en omdat we het een leuk dorp vinden. Het klimaat is heerlijk, overdag een droge warmte (tot 35 graden) en in de nacht koelt het lekker af. Er volgen een paar gezellige avonden met Barry en Carol uit Australie. We merken dat er best veel raakvlakken zijn en kletsen heel wat af. Zij komen oorspronkelijk uit Engeland, hebben 27 jaar in Zuid-Afrika gewoond en wonen nu al weer 12 jaar in Australie. Met hun landrover hebben ze zes jaar door Australie gereist en zijn sinds twee jaar in Zuid-Amerika.

Op de motor rijden we naar de Laguna Chaixa midden in de zoutvlakte van Atacama. Het is een prachtgezicht met de flamingo’s en de weerspiegeling in het water . Op de terugweg bezoeken we het dorp Toconao met het kleine kerkje uit 1915 (deuren en dak gemaakt van cactushout zonder gebruik van spijkers maar met leren reepjes aan elkaar gezet) en wandelen door de vruchbare vallei waar alle inwoners van het dorp een eigen groentetuintje lijken te hebben. We genieten (wel samen met heel wat andere toeristen) van de zonsondergang in de valle de la luna (vallei van de maan). Het gesteente, de wisselende kleuren van de vallei, een mooi gezicht zo midden in de woestijn. Na vier avonden nemen we afscheid van Barry en Carol, zij gaan eerst nog naar het zuiden en wij gaan een uitstapje maken naar Calama.

Calama is een stad met 150.000 inwoners en ligt eigenlijk helemaal niet op onze route. Daar gaan we heen omdat we er de grootste open kopermijn ter wereld gaan bezoeken. We rijden de 100km door de woestijn om twee uur later aan te komen in een stoffige, hete stad en parkeren de auto in een nieuwbouwijk 5 km buiten het centrum. In deze wijk wonen alleen werknemers van de kopermijn. Zij kunnen hier een huis kopen voor een derde van de werkelijke prijs. De rest wordt betaald door de mijn. Het ziet er on-chileens netje en schoon uit (tamelijk ongezellig vinden wij), met hoge hekken voor de huizen en natuurlijk achter iedere hek een blaffende hond. Luxe bussen rijden af en aan om de werknemers van en naar de mijn te brengen. We moeten nog een dag wachten en rijden (alweer op de motor) naar het 30 km verderop gelegen dorpje Chiu-Chiu. Onderweg ontmoeten we een andere motorrijder. Het blijkt een journalist uit de Oekraine die in zijn eentje gedurende een jaar een wereldreis maakt. Hij schrijft voor een motorblad. En omdat hij behoefte lijkt te hebben aan een praatje luisteren we naar zijn enthousiaste verhalen en kijken ondertussen naar de foto’s van zijn vrouw en kindjes die op het kleine dashbord zijn geplakt.

Chiu-Chiu is weer zo’n piepklein dorp in een oase. We zien hoe ze hier vooral wortels en bietjes verbouwen, er is weer zo’n prachtige kerk en een school met zo weinig kinderen dat ze er een min of meer verplicht Jenaplansysteem op na houden. De gymles wordt buiten gehouden, gebruikmakend van de straten en de plaza. De fanatieke leraar laat de kinderen rondjes rennen om het plein, laat hen de trapjes van de fontein op en af springen en oefeningen doen op matjes buiten op het plein. Het is grappig om naar te kijken.

De volgende dag mogen we naar de kopermijn. Het is een twee uur durende tour georganiseerd door de kopermijn zelf. Per dag mogen er veertig mensen naar de mijn. Na de registratie en het zien van een informatiefilmpje gaan we met de bus eerst naar het dorp Chuiquicamata op 1 km afstand van de mijn. Er woonden 25.000 mensen (allemaal werknemers van de mijn)in het dorp maar vanwege gevaar voor de gezondheid moest iedereen het dorp verlaten. Dit proces heeft acht jaar geduurd en wat er is overgebleven is een soort spookdorp. De mijn zelf is feitelijk een gat in de grond van 5 km lang, drie km breed en 1 km diep. Er rijden 24 uur per dag 100 gigantisch grote trucks de mijn in en uit. De gids vertelt met gepaste trots dat van de 500 truckchauffeurs er nu ook 2 vrouwelijke chauffers zijn. Deze trucks kosten tussen de 3 en 5 miljoen dollar per stuk en verbruiken drie liter diesel per minuut! Maar goed...de grootste kunnen dan ook 400.000 kilo erts per keer vervoeren! Per dag worden er gigantische hoeveelheden kopererts naar boven gehaald, waar ongeveer 1% koper in zit. De grootste afnemer (42 % van het totaal) is Azie en voorlopig kan er uit deze mijn nog de komende 50 tot 100 jaar koper worden gedolven. Ook wordt de omgeving van de mijn dagelijks natgehouden tegen het almaar opwaaiende stof. Het is vijf jaar geleden dat het hier heeft geregend.

We rijden terug naar San Pedro de Atacama en staan die nacht weer op de bekende plek in de woestijn, 5 km buiten het dorp maar nu zonder Barry en Carol. De komende dagen zullen we door het het nationale park Andina Eduardo Avaroa rijden. Een paar honderd kilometer hoogvlakte ( tussen 4000 en 5000 mtr) in het uiterste zuiden van Bolivia. We hopen maar dat we inmiddels voldoende zijn geacclimatiseerd.......

 

Foto’s