Fiche,fiche,vis,vis,zand,zand en nog eens zand

15 mei 2014 - Nouakchott, Mauritanië

Mauritanië; twee keer de omvang van Frankrijk, 100% islamitisch,100% woestijn. Sinds de in 2008 ontstane ongeregeldheden door fanatieke moslims (de rally Parijs/Dakar is daarom verplaatst naar Zuid-Amerika) komen er nog nauwelijks toeristen. Onze Franse truckersvriendin Veronique heeft ons gewaarschuwd omdat ze er zelf in 2008 gekidnapt is geweest. Maar aan de grens staan diverse mensen die ons hartelijk welkom heten, onder hen ook een ‘fixer’. Een fixer is een mannetje die, onder het mom van ‘te gecompliceerd om het zelf te regelen’  tegen betaling  vlot de grensformaliteiten voor je afhandelt. Het is meestal een één/tweetje tussen de fixer en de douane/politie (de buit wordt gedeeld). We wimpelen de fixer af (dat kost wat moeite...pff) en twee uur later rijden we over de streep asfalt door de zandbak richting de hoofdstad. Elke twintig/dertig kilometer een militaire post, hetzelfde verhaal als in Marokko…stoppen, wachten op het wuivende handje en een fiche inleveren. Maar de mannen zijn vriendelijk….welkom in ons land… en…Mauritanië is veilig hoor. Het voelt direct goed, we kamperen de eerste nacht een paar honderd meter van het asfalt in het zand maar zonder probleem en ontbijten de volgende morgen met de voetjes...in het zand.

Mauritanië is, vanwege al dat zand, meer een land om doorheen te rijden richting Mali of Senegal dan voor het bezoeken van bezienswaardigheden. Wij gaan naar Mali om een Nederlander op te zoeken. Casper heeft tien jaar lang de wereld over gezworven maar is twee jaar geleden in het zuiden van Mali blijven ‘steken’. Hij heeft een stukje grond, grenzend aan de ‘Bafing’ rivier gekocht, een huisje gebouwd en kampeerplekken gecreëerd voor types zoals wij. Vlak voor vertrek heeft Casper gevraagd of wij een fluistermotor voor zijn kano willen meebrengen. Geen probleem, de motor zit inmiddels  veilig opgeborgen in de vrachtwagen. Nu nog even afleveren. Maar hoe? We bestuderen de kaart. We kunnen óf over het asfalt maar met een omweg van zeshonderd kilometer naar de grens met Mali, óf we kunnen een paar honderd kilometer afsteken door te kiezen voor een piste en een kleinere grensovergang. We gaan voor het laatste; de geasfalteerde route Nouakchott , Aleg, Kiffa, en vanaf daar driehonderd kilometer over de piste zuidelijk naar Kankossa, Aourou en Kayes in Mali.

Maar eerst rijden we naar de hoofdstad Nouakchott en gaan direct naar de ambassade van Mali. Twee uur later halen we het visum op. We gaan op de brommer naar de vijf kilometer buiten het centrum gelegen vishaven. En waauw…we weten even niet wat we zien, een enorme mensenmassa en kilometers aan vissersboten op het strand. De boten die van zee komen worden direct leeg gehaald ,de vis in gaat in mandjes op de hoofden van dragers naar een klaarstaande pickup (40 jaar oude peugeot 404-tjes), als die vol is (dat is ongeveer 1000 kilo en de maat voor verkoop) gaat de vis naar een koper. De visdragers rennen allemaal want ze krijgen per mandje betaald.

We kamperen op een parkeerterreintje in de buurt van de ambassade. De volgende morgen willen we voor vertrek nog even diesel en water tanken en rijden richting het centrum. Te laat hebben we in de gaten dat de stad is veranderd in één grote markt, een mierenhoop aan mensen en te veel auto’s, niemand die zich iets aantrekt van verkeersregels, complete chaos, het recht van de sterkste. Gelukkig zijn wij groot dus wurmen, drukken en duwen we ons een weg de stad uit…op weg naar Mali.

De eerste zeshonderd kilometer is asfalt en waar je ook kijkt...piepkleine huisjes, tenten en vee. Grote kuddes kamelen, geiten en koeien. We zien de kamelen drinken bij speciale waterplaatsen; de diepe kuilen in het zand van waaruit het grondwater wordt opgeschept. Ook liggen er overal plastic zakken gevuld met wel 1000 liter water en gasflessen worden langs de kant van de weg direct vanuit de tankwagen gevuld. In elk gehucht is een moskee(tje). In het dorp Kiffa horen we van de mensen dat ze hier, door de situatie in het Noorden van Mali, nauwelijks meer toeristen zien…maar zo vertellen ze, hier is alles veilig en zo voelt het ook.

In Kiffa buigen we af naar het Zuiden en gaan we verder over de piste. Nou ja piste…het zijn meer sporen kriskras door het rulle zand, door talloze diepe droge rivierbeddingen. Vol verbazing kijken de mensen uit de kleine dorpjes naar de twee blanken. Vaak wordt er alleen het lokale taal gesproken, dat maakt communiceren lastig. Maar gewoon uitstappen en naar elkaar kijken is ook leuk. De vrouwen voelen aan mijn haar en wij bewonderen de mooie en kleurrijke kleding en sieraden. We zijn vast grappig want er wordt onderling veel gegniffeld en gelachen. Zo af en toe vragen we aan een dorpsoudste of we foto’s mogen maken. Meestal mag het niet of alleen na het geven van cadeaus. Dat doen we liever niet. Veel mensen vragen ons om medicijnen en een paar willen graag zelfs dat we een kies trekken. Nou is Peter best handig met een waterpomptang maar daar beginnen we toch maar niet aan. Maar met een paar paracetamol zijn ze ook blij.

Na een dag rijden bereiken we het dorp en grenspost Kankossa en hebben dan honderd kilometer piste afgelegd. De politieman die ons moet uitschrijven ligt heerlijk op een matrasje in zijn hut en vraagt om een fiche. Maar de fiches zijn op. Of we dan maar de paspoorten en een pen kunnen aangeven zodat hij kan blijven liggen…want het is, zo laat hij weten ..très,très chaud, ja, we hebben het gemerkt, heel erg heet. Al een paar dagen is het overdag tussen de 45 en 48 graden en  ‘koelt’ het in de nacht af tot een graad of dertig. Het ‘uitschrijven’ neemt een kwartiertje in beslag en dan kunnen we richting de grens van Mali, nog tachtig kilometer over de piste (een dag rijden). Plotseling wordt het in één klap donker, een harde hete wind steekt op, het begint te regenen en worden we overvallen door een heuse zandstorm. We zien niets meer. Twintig minuten lang raast het zand over en langs de auto en plotsklaps is het stil en breekt het zonnetje gewoon weer door.

Gelijk met de kilometers die we achter ons laten verandert het landschap. Van zand naar zand met lage struiken, rotsen, meer bomen en dan verschijnen ook de eerste hutten van riet en de mooie apebrood bomen. We zien een jakhals, de eerste hornbills en genieten. Het is overdag nog steeds vijfenveertig graden. Er staat er een zwaar beladen vrachtwagen met pech midden op de piste, we kunnen er met geen mogelijkheid langs. Dan de auto maar aan de kant slepen. Peter sjort samen met de chauffeur en bijrijders onze zware sleepkabel uit de auto. De mannen kijken vol bewondering toe en een kwartier later staat de vrachtwagen aan de kant en kunnen we verder.

We rijden het dorp Aourou drie keer in de rondte vóór we de hut van politie en douane hebben gevonden. De paspoorten worden gestempeld, nu zijn we officieel in Mali. Net wanneer we weg willen rijden horen we de politiemannen roepen….blijven jullie eten? En zo zitten we vijf minuten later in de rieten hut samen met twee super vriendelijke politiemannen aan de rijst met geitenvlees en pindasaus. We praten over het leven in het dorp, de ziekten en de internationale hulpverlening. We horen hoe in de zeventig omliggende dorpen met hulp van de Europese Unie waterputten en latrines zijn gebouwd. De waterputten worden niet gebruikt de vrouwen die van  kinds af aan gewend zijn het water uit kuilen in de grond te halen, weigeren de waterputten te gebruiken. De latrines..die staan er mooi te staan..maar gebruiken, nee hoor, dat niet. Douane is er niet in het dorp, voor het stempelen van het carnet moeten we in de stad Kayes zijn. We nemen afscheid van de mannen in Aourou, de gezelligste grensovergang tot nu toe.

De buitenwijken van Kayes zijn nog piste maar dan is er weer asfalt en rijden via de lange brug over de Senegalrivier en de stad in. Het is even zoeken naar het douanekantoor. De douanebeambte is ook weer een vriendelijke man. Hij weet niet wat hij met het ‘Carnet’ aan moet. Weet je wat, zegt hij tegen Peter…vul jij alles maar in dan zet ik er wel een stempel op. Wij vinden het prima en tien minuten later staan we buiten.

Casper woont bij het dorp Manantali, nog 250 km, deels piste, richting het Zuiden. Het is een mooie route langs typisch Afrikaanse dorpen en de Senegalrivier. We staan een nacht op een prachtige plek direct aan de rivier. Vóór het dorpje Bafoulabé gaan we met het pontje de rivier over en de piste weer op. Al aan de rand van Manantali zien we het eerste bord ‘Coolcamp’ en tien minuten later horen we…hey zijn jullie daar?...ik hoorde jullie al aankomen...en staan we oog in oog met Casper. Moe maar voldaan; een onvergetelijke route gereden en…. voor ons voelt het een beetje zo....missie volbracht.

Foto’s

2 Reacties

  1. Cindy:
    22 mei 2014
    Wow Peter en els! Wat een avonturen weer! Heerlijk om te lezen tussen het studeren door kus en groet!!
  2. Joris:
    26 mei 2014
    holla luitjes ook in bamako,wij ook,morgen de visa nregelen voor burkina,,misschien volgend land om weer een hamburger samen te eten ..
    groet joris angelique