van een eiland, strand, zee en vissersdorpen

15 augustus 2011 - Mitad Del Mundo, Ecuador

 

Sinds 2000 is het betaalmiddel in Ecuador de Amerikaanse dollar en één dollar staat gelijk aan zeventig eurocent. Vonden we de diesel in Bolivia al lekker goedkoop, hier betalen we 20 eurocent! per liter.

 Nationaal park Manchallila bestaat uit “bosque secco”, het droge bos. De hele omgeving ziet er grijs uit, een compleet dood en dor bos, zo lijkt het. Maar schijn bedriegt, het bos is, nu het winter is geworden,  in ”rust “. Over een paar maanden is het hier helemaal groen. We gaan een dagje naar Isla del Plata, een eiland in het park op twee uur varen. Het toeval wil dat in deze periode, in deze baai, de Bultrugwalvis voorkomt. Dat is een andere soort walvis dan we in de Atlantische oceaan in Argentinië hebben gezien. Deze hebben veel grotere vinnen en inderdaad…..een bult op hun rug. Met wat geluk kunnen we de walvissen zien.  Het eiland wordt ook wel “Galapagos van de armen” genoemd omdat je hier bijna (op de schildpadden en iguana’s na) alles ziet wat je ook op de Galapogos eilanden kunt zien. Onze gids voor vandaag is Milo, hij woont zijn hele leven al in Agua Blanca, een dorpje midden in het park. We maken ook kennis met Vivianne en haar moeder. Ze komen uit Limburg en reizen samen drie weken door Ecuador. De boot lijkt op een soort van grote speedboot  en we hangen allemaal op het achterste deel van de boot voor het evenwicht. De kapitein zet er flink de vaart in en een pretje is het niet echt, dit boottochtje. De kapitein maakt alles goed want hij zoekt én vindt de walvissen. Hij legt de boot op 50 meter naast de enorme beesten en we krijgen ruim de tijd om te kijken. Het blijft een indrukwekkend gezicht, het springen en het slaan met de enorme vinnen….en wij er zo vlak naast in het kleine bootje. Op het eiland maken we een lange wandeling en zien van heel dichtbij de vele blauwvoet Jan van Genten en fregatvogels. Op de terugweg laat de kapitein zien hoe hard de boot kan en dat blijkt heel erg hard, we zijn blij wanneer we weer aan wal staan.

De volgende dag rijden naar Puerto de Cayo voor een lunch aan het strand. Net wanneer we aan ons visje zitten worden we aangesproken door een man die zich voorstelt als Marcello. Hij heeft een strandhuis hier een paar kilometer vandaan en “staat” erop dat we bij hem komen logeren. De vrachtwagen kan in de tuin staan en we mogen zo lang blijven als we willen. Marcello is 61 jaar en van beroep plastisch chirurg. Hij is getrouwd met de 27(!) jarige Clara en samen hebben ze een zoontje van vier; Marcellito. We zijn nieuwsgierig geworden en rijden achter hen aan. Het huis staat in een dorpje van 30 huizen en ligt direct aan zee. Alleen het huis is niet af…sterker nog..het is min of meer een bouwval en de vrachtwagen past met geen mogelijkheid in de tuin. Met veel passen en meten lukt het om tussen twee muren op de oprit te staan. Marcello is enorm vriendelijk en gastvrij en tussen neus en lippen door vertelt hij dat hij over een uur naar zijn praktijk in Guiayaquil vertrekt en ons achterlaat bij Clara. Blijf zolang als je wilt..no problema.. en als je wat nodig hebt..vraag het aan Clara. We blijven die nacht staan maar de volgende morgen, wanneer we Clara samen met een medewerker in het huis aan het werk zien besluiten we te vertrekken. Hoe lief we hen ook vinden, we hebben toch een beetje het gevoel in de weg te staan.

We rijden via Manta en Bahia de Caráquez langs de kust richting het noorden en staan een paar nachten aan het strand tussen de vissersdorpjes San Jacinta en San Clemente. De kustweg is prachtig, het landschap varieert van het grijze droge bos, tot super groen oerwoud en bossen vol kapokbomen. We kijken rond in Canoa, aangeprezen als “surfplek” in de reisgidsen en ooit een rustig klein vissersdorp. We vinden het een leuk dorp met een mooi strand maar ook met te veel strandtenten en harde muziek. We zien een dorpje op de kaart staan met de naam Puerto Matal. We rijden de zeven kilometer van de hoofdweg naar het dorp, langs rijstvelden en garnalenkwekerijen om uit te komen in een “oer” vissersdorp. Houten huizen, vissersboten, netten, een prachtig en kilometerslang strand,  geen toeristen en een hoog teenslipper en hangmattengehalte. Dit is het Canoa van dertig jaar geleden schiet ons zomaar te binnen. De inwoners van dit dorp hebben een donkere huid en zien er Afrikaans uit. Het zijn nakomelingen uit de slavenperiode. We parkeren midden in het dorp direct aan het strand. Het is duidelijk dat hier nauwelijks buitenlandse toeristen komen. Wanneer we een wandeling maken rennen de kinderen óf hard weg of komen vragen of ze op de foto mogen. Een politieagent komt, in keurig pak mét lakschoenen, vragen wat we komen doen en ja natuurlijk mogen we blijven staan en zal hij een oogje in het zeil houden. (zelf hebben we totaal niet de indruk dat dit nodig is). De dagen erop genieten we van het rustige dorpsleven, maken we kennis en praten we met half Puerto Matal, kopen we vis vers van vissers en brommeren naar het nabijgelegen prachtige strand  ‘El Paraiso’. Kennelijk is het een goede tijd om grond te kopen want we zien overal borden “te koop” en wanneer we eens gaan informeren horen we dat je hier een stuk grond kan kopen voor een paar duizend dollar.

Omdat we over een week voor twee maanden naar Nederland vertrekken en in de buurt van Quito nog een stalling voor de auto moeten zien te vinden, kunnen we niet langer dan een paar dagen in het dorp blijven. Maar het dorpje Puerto Matal heeft een speciaal plekje in ons hart veroverd en we komen er graag terug. We rijden weer landinwaarts langs eindeloze bananen- en cacaoplantages en besluiten voor de nachtje midden op zo’n plantage te overnachten. Er hangen geen bordjes en er is geen slagboom dus rijden we gewoon de” bananenlaan” op en vinden een uitsparing waar we nét kunnen staan, tussen de cacao en bananenbomen in. Maar .....om half tien ’s avonds horen we het geluid van een megafoon en een sirene. We kijken elkaar aan…is het voor ons bedoeld? We trekken een luik omhoog en zien ze staan. Politieauto met zwaailichten, een agent die iets roept door de megafoon, nog drie agenten, vier militairen en vier beveiligingsagenten..hmm.. als dat maar goed gaat. Ze vragen via de megafoon met hoeveel personen we zijn. “Solo dos”, roepen wij terug en vragen of ze binnen willen komen. En dat, nu ze in de gaten hebben niet met bandieten van doen te hebben, willen ze maar al te graag. Binnen een mum van tijd zit de auto vol uniformen. Ze vragen ons het (net snel weer aangetrokken) hemd van het lijf, zoiets hebben ze nog nooit meegemaakt. Maar het ijs is gebroken en ondanks dat dit privéterrein is mogen we vannacht blijven staan en zullen de bewakers eens extra langs lopen…..  

 

Foto’s