Ecuador en de panamahoeden

7 augustus 2011 - Cuenca, Ecuador

We kiezen voor de meest oostelijk gelegen grenspost  en rijden via het stadje Jaén richting Namballe. Het is al laat in de middag en we willen niet bij de grenspost zelf overnachten. We rijden een smal onverhard weggetje in en wat later staan we aan de rivier met uitzicht op de rijstvelden en de huizen aan de overkant. De volgende morgen, wanneer we de luiken opentrekken zien we een vrouw met een klein kind bij de vrachtwagen staan. Ze stelt zich voor als de 71 jarige Celine, het bange jongetje, half verscholen achter haar rokken blijkt haar kleinzoon Pablo te zijn. Ze brengt  Pablo naar school, lopend en op blote voeten steekt ze vier keer per dag de rivier over. Maar hoe moet het dan wanneer het water te hoog staat, vragen wij. Dan lopen we een heel eind om zegt Celine, tot waar we wel kunnen oversteken. Lima is zeker een grote vieze stad, vraagt Celine ons. Ze is zelf wel eens in Jaén geweest, zo’n veertig kilometer hier vandaan, verder dan dat is ze nooit geweest. Want, vertelt ze verder, ze woont haar hele leven al in deze vallei en werkt nog elke dag in het rijstveld. We blijven er drie dagen staan en elke dag komen er vriendelijke mensen langs voor een praatje en om ons eten te brengen. We krijgen bananen, mais en proeven van een lokaal gestookt drankje. We maken een wandeling samen met Jean Paul, een jongetje van tien jaar. Hij loopt trots naast ons, laat zijn school zien waar 35 kinderen uit de vallei les krijgen, en vertelt over het leven in de vallei... kijk eens hoe mooi het hier is.. zegt hij…verderop ligt het dorp Chirinos en daar is het ook heel mooi….en wanneer hij groot is gaat hij in het rijstveld werken. …en…. op zondag is het hier leuk dan dansen de grote mensen en gaan de kinderen voetballen in het veld.

Het is nog 70 kilometer naar de grens en overal zien we  koffiebonen langs en op de weg liggen. Er is net geoogst en de koffiebonen liggen te drogen, zelfs de plaatselijke voetbalvelden liggen vol met koffiebonen. Peru is een prachtig land, wij hebben het meest genoten van het traject vanaf Cajamarca, het noordelijke deel waar het minder toeristisch is. En dan staan we in Namballe, een grenspost, midden in het niets. Er komen hier nauwelijks toeristen en de Peruaanse  beambten doen er meer dan een uur over om ons uit te schrijven. We maken een praatje met een Fransman die al 14 jaar aan het reizen is (wat zijn wij dan nog een beginnelingen!) en steken daarna de rivier over en krijgen te maken met de immigratiedienst van Ecuador. Reuze aardig zijn de mannen allemaal en ze hebben  ‘slechts’ een paar uur tijd nodig om ons te registreren. Het passeren van de grens heeft de hele ochtend gekost….maar…. dan zijn we in Ecuador, de weg is slecht, de omgeving groen. Gelukkig is het droog want we gaan direct steil omhoog  en een paar uur later rijden we weer op 2500 meter hoogte. Via Zumba rijden we naar Vilcabamba, een bergdorp waarvan wordt geschreven, dat mensen er om nog onbekende redenen erg oud worden. Wij denken dan ook veel stokoude mensen tegen te komen. Maar nee, wij zien vooral veel toeristen en heel veel plaatselijke hangjongeren in dikke auto’s met bonkende autoradio’s. We zijn er snel weg en blijven een middag in Loja. Een gezellig stadje met de modernste markthal (met roltrap!) ooit gezien in Zuid-Amerika. Onderweg hebben we veel plantages met cacaobomen gezien en op deze markt zien we het eindresultaat; metershoge tabletten  chocola niet om te eten maar om mee te koken, zo wordt ons verteld.

Gedurende het rijden ervaren we hoe ontwikkeld Ecuador al is. Volgens de boekjes leeft 40% van de Ecuadorianen onder de armoedegrens maar daar is zo op het eerste oog niks van te zien. Na de eerste 200 km over slecht wegdek rijden we nu over prachtige wegen vol nieuwe en grote  auto’s. We rijden achter een auto aan die een beetje langzaam omhoog sukkelt en een vrouw die zwaaiend half uit het raampje hangt. We kijken eens goed en dan zien we het pas. Het zijn Barry en Carol, het Australische echtpaar die we ruim vier maanden geleden tegenkwamen in Chili. Het wordt een gezellige “bijpraat” avond en dan nemen we weer afscheid. Barry en Carol rijden direct naar de kust en wij rijden naar de stad Cuenca. Een mooie stad met alweer een prachtige markthal en veel fruitsoorten die we niet eerder hebben gezien en…..ook de stad van de wereldberoemde Panamahoed. De Panamahoed wordt alleen gemaakt in Ecuador en niet, zoals de naam doet vermoeden, in Panama. We gaan naar de hoedenfabriek van de familie Ortega en krijgen een fantastisch leuke rondleiding.  Al generaties lang worden hier hoeden gemaakt en geëxporteerd naar landen van over de hele wereld. De meeste bekende zijn de witte met brede zwarte band. We zien foto’s van wereldberoemde mensen met een hoed van Ortega. De hoeden worden in de dorpen in de omgeving geweven en later in de fabriek afgewerkt.  Ze variëren in prijs van tien tot 1500(!) dollar per stuk. Hoe fijner geweven, hoe duurder de hoed en ja….hoe kun je nu zo’n fabriek verlaten zonder hoed??..nou eentje dan…voor Peter…dan verbranden z’n oren niet meer, want daar biedt de huidige pet geen bescherming voor.

We rijden in een dag door naar de kust, naar het dorp Puerto Lopez en het nationale park Manchalilla. We kijken rond in het gelijknamige dorp en zien de hoe de vissers terugkeren met hun vangst. Tientallen kisten met vis worden op grote tafels uitgegooid en direct wordt begonnen met het schoonmaken ervan. De mannen en vrouwen werken zelfstandig en iedere emmer schoongemaakte vis levert 50 centavo (35 eurocent) op.  Het is tropisch warm en de luchtvochtigheid is zó hoog dat in de vrachtwagen, waar alles nog koud was doordat we op hoogte hadden overnacht,  het water van de kastjes afdruipt. We gaan vroeg naar een mooie baai, Los Frailes genaamd, met prachtig strand en ontmoeten daar een groep van twaalf Engelse jongeren. Ze besteden hun drieweekse en zelf betaalde vakantie aan het planten van jonge boompjes en het maken van houten beschermbakken…vrijwilligerswerk. Twee uur later ligt het strand vol met ijsjes etende Ecuadoranen terwijl de Engelsen, 50 meter verder, nog steeds aan het spitten en graven zijn. Tja…toch een beetje een rare situatie, vinden wij.  Zinvol vrijwilligerswerk of duurbetaalde feel good vakantie??     

Dit mailtje kregen we onlangs van een familie die we in Miramar/ Argentinië hebben ontmoet (ja, in het ‘Nederlands’, dit is de letterlijke tekst die we ontvingen):

“Hi Peter en Els! Als ze zijn? Wij hopen dat goed en dat ze zijn paceando zoals altijd, wij zijn de familie van Mario, de kraan miramar (Buenos Aires, Argentinië) en vrienden van veronic kofie die wij willen dat u snel hier. Wij willen wensen u veel geluk in uw reis en ook te weten dat hier zijn de deuren altijd open, VOORZITTERS : heeft, alejandra, uitvoering en Marlene.

P. D: indien op ieder moment gekomen om deze stad vrienden van u niet over meer dan abisarnos en hen welkom.”

..….blijft grappig die internet-vertaal-programma’s….

     

                          

 

 

Foto’s

1 Reactie

  1. linda:
    11 augustus 2011
    hallo lieve mensen,
    nog steeds lees ik met veel plezier jullie reisverslagen!
    wij zitten na een regenachtige zomer alweer met een herfstgevoel,
    en zijn met de hele familie naar de ardennen geweest,gekanoot(hoe schrijf je dat?)moest nog aan jullie denken!
    een dikke knuffel van linda