Een beetje een Masaai verhaal

18 september 2015 - Arusha, Tanzania

Nog maar net de grens over en we merken het verschil met Malawi. Het is druk en lawaaiig. Veel bussen en grote vrachtwagens al of niet met aanhanger scheuren over het asfalt. In elk dorp een markt en rijen wegrestaurantjes met patat en kip op het menu en luide muziek. Geen fietsen maar motortaxi’s; stoere en hippe uitgedoste jongens, muziekje aan, mobieltje in de hand. Ze crossen wat heen en weer of hangen tegen de motor. Ze wachten op de vrouwen die terug komen van de markt. En de mensen? Kinderen en volwassenen; ze zwaaien en roepen mzungu…. .karibu …wapi? .... blanke ... welkom … waar ga je heen … big smiles en witte rijen tanden. Scholen die open lijken en vol met in keurige uniformpjes gestoken vrolijke kinderen. We zijn in Tanzania; het land van de vele volken, wildparken, acacia’s, eilanden, zee, meren, steppen en vulkanen.

Vanuit het zuiden rijden we richting Iringa. Een prachtige bergachtige omgeving met thee- en bananenplantages. Het is een belangrijke route voor bus en vrachtverkeer tussen Dar es Salaam, Malawi en Zambia en het is echt gevaarlijk op de weg. De chauffeurs van de overbeladen, minibussen, langeafstandsbussen en vrachtwagens zijn echte wegpiraten. Ze rijden veel te hard, remmen niet voor tegenliggers, halen in waar het niet kan en wijken voor niets en niemand uit. Langs de route zijn veel dorpen en héél veel verkeersdrempels en onduidelijke verkeersborden. Het is bijna onafgebroken afremmen en optrekken…20..50..30..80…hellup. De politie is overal en de mannen en vrouwen zijn, al of niet met lasergun in de hand en in kreukevrije witte pakken gestoken, van ver af al te zien. Wij hebben er weinig last van, we worden vaak en vriendelijk door gewuifd. Gemiddelde snelheid op het asfalt; 45 km per uur.

De stad Iringa ligt op 2000 mtr hoogte, het is er overdag warm en droog, de nachten zijn heerlijk koel. We kopen er fruit en groenten voor een aantal dagen en dan eindelijk van dat asfalt af;125 km piste naar Ruaha Nationaal park. Een paar uur laten staan we bij de ingang en staren naar het bord met toegangsprijzen. Ondertussen word ik flink gestoken door de tsetse vliegen. De man achter het loket moet lachen…je hebt een blauw T-shirt aan…ja en?...tsetse vliegen zijn er gek op..huh?...op  de kleur blauw….de vliegen laten me niet met rust dus ik trek snel een ander kleurtje aan. Dan de prijzen, er zijn drie soorten …voor Tanzanianen, voor Expats en voor toeristen uit het buitenland. Ons oog valt op de prijs per dag voor het rijden met een vrachtwagen door het park. Voor een vrachtwagen met het gewicht van 7000 kg of meer is dat 300 dollar per dag!….voor ons samen komt dat, met de toegangsprijs per persoon erbij totaal op 440 dollar per 24 uur. Voor expats is het de helft en voor Tanzanianen 80 procent goedkoper. De man achter het loket doet echt zijn best en belt nog met de manager maar er valt niets te ritselen. 300 dollar per dag is ook nog eens zo voor alle parken in Tanzania….pff bizar….dat gaan we niet doen. We kamperen een nacht onder de acacia’s en tussen de olifanten drollen en blauw of geen blauw….de tsetse vliegen krijgen maar geen genoeg van ons.

De hoofdweg naar de kust loopt dwars door Mikumi Nationaal park. Vijftig kilometer park en het kost niets om erdoorheen te rijden. We vinden dat we geluk hebben. We zien buffels, heel veel giraffen, antilopen, wrattenzwijnen, olifanten, apen en vogels. Precies op het stuk piste vlak vóór het dorp Bagamoyo krijgen we de eerste lekke band in Afrika. De auto gaat aan de kant en we gaan aan de slag. Het duurt niet lang of er komt een mannetje kijken….. Hij wil weten waar we vandaan komen en met hoeveel personen we zijn….oh..twee maar….hij zucht….zozo nounou, dat is zwaar werk…die band is ook groot en jullie doen dat gewoon samen…wij doen dat hier heel anders…..bijvoorbeeld met zijn tienen….twee doen er dan wat en acht kijken toe.….hij moet er zelf het hards om lachen.

Bagamoyo is een klein gezellig vissersdorp en we staan voor het eerst in Tanzania op de camping….nou ja camping…we staan op het grasveld van een hotel, direct aan zee. De eigenaar heeft als hobby het gras nat houden. We zien hem elke dag minstens vier uur met de tuinsproeier over het grasveld lopen. Er is geen stroom en alleen een koude douche. We wandelen iedere morgen over het strand naar de plek waar de bemanning van de dhows de vis binnenbrengt. Het veilen van de vis gebeurt direct op het strand en aan de wal worden de kleinere vissen direct gebakken en verhandeld.

We bestuderen de kaart en willen graag langs de kust, door het Sadaani nationaal park naar het noorden te rijden. Maar helaas moet voor deze korte route van 45 km onverharde weg door het park weer 450 dollar worden afgetikt…dan maar weer op de kaart kijken….naar Arusha…over de door de chinezen geasfalteerde A14 of…via het witte streepje….700 km piste en over de Masai steppe en dat laatste wordt het. We zijn maar net onderweg of we zien de groente en fruitkramen. Ze verkopen allemaal hetzelfde…bananen, papaja, aardappels, uien, tomaten, mais, maniok en groene blaadjes. En het gaat óf per stapeltje van drie of vier óf per emmer.  We vullen onze voorraad aan met emmers uiten, tomaten, bananen en armen vol groene blaadjes. Het groene blad heeft nog het meest weg van het loof van een of andere plant, bijvoorbeeld de pindaplant. Maar we weten het niet zeker. We stoven of roerbakken de blaadjes en we eten het als spinazie, postelein of rauwe andijvie. Voor ons is het gewoon ‘superfood’.

De piste is goed begaanbaar en we merken direct dat de mensen hier maar weinig toeristen zien. Vol ongeloof staren ze naar de vrachtwagen. Wanneer we stil staan komen ze niet op ons af maar blijven afwachtend en verlegen staan en kinderen laten alles vallen en rennen het huis in. De huisjes variëren, van de traditionele vierkante Masai kleihut met plat strodak tot ronde hut met rieten dak en huisjes van steen met golfplaten dak. De Masai zien er prachtig uit, in de kleuren blauw, paars en rood. De mannen met speer en katapult en sandalen van autoband. De meisjes en vrouwen, afhankelijk van de status, behangen met veel of weinig bling,bling. De dames dragen bijna allemaal een zelfgemaakt hoesje met mobieltje op de borst. We stoppen regelmatig bij een dorpje maar het is er vaak stil en verlaten. De jongens en mannen lopen met de geiten en de koeien op de steppe en de vrouwen zijn met geit en kind onderweg van en naar de waterput.

Wanneer we een keer in een dorpje wel een heleboel vrouwen en kinderen zien staan stoppen we direct. We wandelen richting de hutten maar de vrouwen die de auto hebben gezien staan met angst op het gezicht te wachten, machetes goed zichtbaar in de hand. We kunnen elkaar niet verstaan, lachen maar even vriendelijk en wachten af. Maar dat lachen van mij heeft een magische aantrekkingskracht op de vrouwen. Ze staan in een groepje dicht  om me heen en proberen mijn mond open te trekken….dat doe ik dan maar gewillig. Nou heb ik weinig bling,bling maar kennelijke wel een machtig interessante zilverkleurige kroon in mijn mond. De vrouwen wijzen, lachen en kwebbelen en ik hoop maar dat ze de tand in mijn mond laten. Peter  wil van het komische tafereel een foto maken maar helaas komen de machetes direct weer tevoorschijn. Maar ik stijg met de minuut in waarde en respect.

De Masai mannen en vrouwen scheren het hoofd en zijn allemaal kaal. De vrouwen ontspannen wat en voelen en trekken nu ook aan mijn haar en aaien mijn blanke huid. Eén van de vrouwen wil haar kind aan mijn arm laten voelen maar het kind schrikt zich een hoedje van die witte huis en kruipt direct onder moeders rok…..bijna niet te geloven… anno 2015. We lopen met de hele sliert vrouwen terug naar de auto en geven, aan de vrouwen die naar binnen durven een rondleiding langs de kraan en de koelkast. De foto’s van de kinderen en de ansichtkaarten van Holland vinden ze hilarisch. Na deze bijzondere ontmoeting en met de blingbling nog in de mond rijden we verder.

Vrij kamperen is geen enkel probleem, er is genoeg ruimte en het kost niet veel tijd om iedere avond een mooie plek te vinden, onder de acacia’s of naast een flinke baobab. Zo rijden we in vijf dagen naar Arusha. We ontmoeten maar weinig Masai die goed Engels spreken en het blijft bij lachen, handen schudden en zij kijken naar ons en wij naar hen. Het is mooi om te zien; de kleine geiten- en schapenhoeders, de enorme kuddes koeien, de volgepakte ezels, de stof, de markt vol kleurige kleding, kralen, speren, sandalen van oude autobanden maar ook mobieltjes en horloges.

Foto’s

2 Reacties

  1. Ton Groot Koerkamp:
    1 oktober 2015
    Hallo Peter en Els. Geweldig, prachtige reis, en zomogelijk nog prachtiger geschreven. Lees pas sinds een weekje mee, dus moet nog een flinke inhaalslag doen. Iedere avond een paar stukjes. Wij (Annemieke en Ton) bereiden ons ook voor te vertrekken, met onze Magirus. Nog wel een jaartje voorbereiding, dan off we go, zonder tijdslimiet. Daar jullie inmiddels een geweldige dosis ervaring hebben, zouden we graag een paar vragen stellen. Zie echter nergens een emailadres... Voor contact, zouden jullie ons een mailtje kunnen sturen: [email protected] Bon voyage! Groeten, Ton en Annemieke uit Frankrijk
  2. Mies v d werf -v d Veer .:
    3 oktober 2015
    Ik heb weer genoten ,van jullie reisverhaal elke keer doet mij het weer denken aan Marga en Mars