Malaria in Kameroen

21 juli 2014 - Ebolowa, Kameroen

De brug over de rivier bij de grensovergang Ekok/ Kameroen is 200 meter lang en erg smal. De politie probeert het ‘verkeer’ op de brug een beetje te regelen…door te zwaaien naar de andere kant van de brug. Zo komen er een paar auto’s van Kameroen over de brug naar Nigeria en daarna kunnen er een paar van Nigeria over de brug richting Kameroen. We wachten onze beurt af en dan mogen we….wat een lekker gevoel is dit zeg.…Nigeria uit…Kameroen in. Ze zijn bezig om dit traject te asfalteren maar eerst moeten we een stuk over een slechte piste van Mamfé richting Bamenda, dwars door het regenwoud. We kamperen voor het eerst in dagen weer in de vrije natuur, genieten een paar uur van de nachtelijke geluiden van het woud en dan heerlijk slapen.

Er wordt hard gewerkt aan de weg en na slechts dertig kilometer gaat de piste al over in prachtig strak asfalt. Bamenda ligt op 1000 mtr hoogte, omgeven door groene heuvels, een vruchtbaar gebied en heerlijk koel. We mogen op de parkeerplaats staan van het boven op zo’n heuvel gebouwde hotel ‘Azam’ met mooi uitzicht op de bergen. Al het aanwezige personeel komt langs voor een rondleiding en een praatje….de douche, wc en het water uit twee verschillende kranen….ze vinden het heel bijzonder.  De meisjes giechelen wat af en zetten foto’s gelijk op facebook want, zo laat één van hen weten….dan kunnen onze vriendinnen ook komen kijken…wij vinden het prima. Bamenda blijkt een gezellig stadje met een markt vol vers fruit, groente en vlees. Iedere jongeman in het bezit van een motor heeft hier werk als ‘motortaxi’….nou ja werk…er zijn er veel, teveel.  In rijen staan ze bij de markt op de vrouwen te wachten die zich met de boodschappen terug naar huis laten rijden. En wij ook, met onze tassen vol boodschappen passen we nog net samen achter op de motor en voor 45 eurocent worden we bij het hotel afgezet.

In Kameroen zijn veel ‘koninkrijken’ of ‘chefferie’, dorpen met grote toegangspoorten, een koning of chef, een paleis en oude tradities. We bezoeken het dorp Bafut met één van de oudste paleizen van de ‘Fon’ stam en krijgen een rondleiding van een prins door het museum. Zijn vader, de koning, en broers en zussen ziet hij maar weinig. De koning heeft twaalf vrouwen en meer dan honderd kinderen. We maken een motorritje door de bergen en pauzeren bij een klein maar mooi meertje. Wanneer we na een uurtje willen wegrijden worden we aangesproken door een man die zich voordoet als ‘beheerder’. We lopen met hem mee naar een afdakje en schrijven op verzoek onze namen in een boek. De man vraagt of we er nog even bij kunnen schrijven hoe we het vinden bij het meer. Geen probleem en voegen toe dat we het uitzicht prachtig vinden. Nu moet je wat geld in het boek leggen..zo gaat hij verder..huh?..”een donatie, omdat je het mooi vindt”. We hebben geen contant geld bij ons maar de man houdt vol….weet je wat, zo laat hij weten bij het afscheid...beneden aan de weg staat een bord met mijn nummer…kunnen jullie wat geld op mijn rekening overmaken…ja hoor gaan we doen….haha, de grapjas.

Kameroen is een prachtig groen en vruchtbaar land, het regent vaak en veel. Dus in de regen rijden we naar het zuiden. Er zijn weer veel controleposten, de politie is vriendelijk en laten ons met rust, we merken nauwelijks iets van corruptie. We kamperen aan het lavastrand iets ten noorden van het dorp Limbé, met op de achtergrond de hoogste berg van Kameroen…mount Cameroon.  Op deze plek valt de meeste regen van heel Afrika; zo’n elf meter(!) per jaar. De temperatuur is heerlijk, het zeewater prachtig helder, het strand zwart van de lava. In de ochtend zwemmen in de regen in zee en aan het eind van de middag ligt Peter met flinke koorts in de vrachtwagen. Is het een griepje of malaria….we hebben geen idee maar Peter begint direct met een antimalaria kuur en is na drie dagen weer opgeknapt. We zijn de regen een beetje zat en rijden naar het dorp Kribi (uiterste zuiden) en zijn verrast door de prachtige lange, brede schone zandstranden. We kamperen direct aan het strand en min of meer in het kleine dorp, de zon schijnt en we maken lange strandwandelingen. We maken een praatje met de achterbuurman. Hij is weduwnaar en heeft vier kinderen. Wat is er met je vrouw gebeurd vragen we hem en hij verteld; de vrouw had malaria en was erg ziek. Hij wilde haar met de brommer naar het ziekenhuis brengen. Onderweg is de vrouw door zwakte van de brommer gevallen en verongelukt. Ook één van de kinderen is overleden aan malaria. De man heeft geen werk en probeert met hulp van andere familieleden voor de kinderen te zorgen.

Na nog maar een dag aan het strand krijg ik ook hoge koorts. Eigenwijs als ik ben wil ik niet ‘zomaar’ aan de antimalariapillen maar wacht het even af…misschien een griepje? De volgende morgen voel ik me zo beroerd dat we naar het ziekenhuis gaan voor een test. Het kleine ziekenhuisje is gefinancierd en gebouwd door Spanjaarden, de eerste hulpafdeling bestaat uit twee wit geverfde containers. De ramen zijn ‘uitgezaagd’. Eerst moet ik worden ingeschreven. Op de binnenplaats wachten we tot we aan de beurt zijn. Meisjes met doorzichtige plastic emmers op het hoofd, gevuld met gekookte eieren verkopen broodjes gekookt ei voor 22 cent per broodje. Na het inschrijven mag ik naar de ‘meet- en weegzuster’. Onder het toeziend oog van alle andere patiënten wordt mijn temperatuur (onder de oksel) en bloeddruk gemeten en mag ik op de weegschaal. Dan in de rij voor de dokter. Er heerst ook tyfus, de dokter beslist dat ik zal worden getest op malaria, tyfus en dengue dus weer in de rij, nu voor het bloedprikken. Na het prikken lig ik twee uur op een smal hard houten bankje klappertandend en rillend van de koorts te wachten op de uitslag. Het is malaria en we krijgen recepten mee voor de malariakuur, vitaminen en staalpillen en kunnen dan terug naar de vrachtwagen. De daaropvolgende dagen zie ik maar weinig van het strand. Ik voel me ontzettend beroerd van de koorts maar vooral van de bijwerkingen van de medicijnen. Er is nog een tweede kuur nodig maar dan gaat het beter….na vijf dagen voel ik me goed genoeg om te rijden. Bij de apotheek kopen we een paar reservekuren voor drie euro vijfenzeventig per kuur (dit is ongeveer wat je in Nederland voor Malarone per tablet betaald), een volgende keer moet ik misschien ook net als Peter maar meteen aan een kuur beginnen.

De piste van Kribi naar Ebolawa is goed, we rijden langs kleine dorpen en aan de reacties van de mensen merken dat er niet veel toeristen komen. Ze staren en wanneer we vaart minderen rennen de kinderen verschrikt naar huis. We hebben gelezen dat in deze omgeving pygmeeën wonen en vragen het aan een vrouw. Ja, vertelt ze, hier heel vlakbij is een pygmeeën dorp….zal ik jullie er naar toe brengen? We laten de auto bij het huis staan en lopen samen met de vrouw en een aantal kinderen naar het dorp. In het dorp van ongeveer honderd pygmeeën zien we alleen de chef en zijn moeder, de ouderen, zieken en kleine kinderen. De rest zwerft rond in de omgeving of is nog aan het jagen. De regering van Kameroen is bezig om de pygmeeën een meer gebruikelijke levensstijl te laten aannemen. Ze worden geregistreerd en moeten op een vaste plek blijven en aan landbouw gaan doen. Dat is een hele verandering ten opzichte van het rondtrekken en leven van de jacht zoals ze gewend waren. Als we vragen wat ze er van vinden zeggen ze dat ze het beter vinden zo en dat ze nu het gevoel hebben dat ze “erbij horen”. Wij hebben zo onze vraagtekens en krijgen niet de indruk dat ze door hun gewone buren helemaal serieus worden genomen ondanks dat onze ‘gids’ ze wel “un peu intelligent” vindt….. Het ziet er allemaal erg armoedig uit, de kinderen zitten lusteloos op een bankje. We lopen naar één van de erfjes en zien een jong echtpaar met twee kinderen. Het jongetje van bijna vier zit op de grond en probeert een paar hapjes rijst uit een pan te eten terwijl de hond en de kippen ook een graantje meepikken.  Aan zijn dikke buik, de groeiachterstand en het vlashaar maken we op dat het zeer ernstig ondervoed is. De baby heeft malaria en is zeer ziek. Er is geen geld voor medicijnen en beide kinderen zullen het waarschijnlijk niet overleven. Het is een hartverscheurend tafereel en onze indruk is dat deze pygmeeën, zonder steun van de regering, compleet aan hun lot worden overgelaten.

We lopen nog even naar het huis van de vrouw. Ze heeft twee kinderen, de vaders zijn vertrokken. De vrouw is vijfendertig jaar en oma, haar dochter van vijftien is drie weken geleden bevallen van haar eerste kindje…de vader…onbekend. De baby zal voorlopig worden verzorgd door de vrouw, dochterlief gaat terug naar het internaat waar ze ook zwanger is geraakt. We bewonderen de baby nemen afscheid en rijden richting de grens met Gabon. In het dorp Ebolawa wandelen we langs de markt en zien de kraampjes waarop het ‘bushmeat’ ligt uitgestald. Het wordt nog veel gegeten in Kameroen, nee chimpansees vangen mag niet meer. Daar staat nu (gelukkig) een zware gevangenis straf op. Tja…het is het echt ….. West-Afrika 2014.

 

  

Foto’s